1981
Sinds een dertigtal jaar is Paul van Hoeydonck geboeid door poppen. De moderne onderzoekers gebruiken ze om nieuwe mogelijkheden te testen, gaande van het domein van de autoindustrie tot de ruimtevaart, via de luchtvaart. De kunstenaar gebruikt ze in het artistieke domein.
“16 x Icarus” bestaat uit zestien personages die aan het plafond hangen. Ze worden verdeeld over verschillende hoogten in de richting van een planetarium. Ze hebben gewild het houterige van een ledenpop. Lichamen, armen en benen nemen verschillende houdingen aan, maar allemaal wijzen ze onmiskenbaar op de beweging voorwaarts, op de zuigkracht van een stroom naar de planetenconcentratie, die lokt als een nieuwe,
onbekende wereld vol licht en betovering. Op die manier heeft Paul van Hoeydonck met beperkte middelen toch een imposante ruimte indrukwekkend weten te animeren. Het kunstwerk spreekt sterk tot de emotie en tot de verbeelding.
Lijst met links
PAUL VAN HOEYDONCK (Antwerpen, 1925)
Hij studeerde aan het Kunsthistorisch Instituut in Antwerpen en toonde vooral belangstelling voor de
aanwezigheid van de mens in de ruimte. Toen zijn composities nog niet-figuratief waren in de tweede helft van de jaren vijftig, hadden zijn vele experimenten op de eerste plaats te maken met licht, beweging en ruimte. Hij maakte zelfs gebruik van een verplaatsbare lamp zodat elke kijker de resultaten van de lichtinval zelf kon activeren.
Hij gaf vervolgens de planeten en de constellaties een plaats in zijn schilderijen. In 1971 zetten de astronauten van de Apollo 15 zijn beeldje “Fallen Astronaut” op de maan. De kunstenaar confronteert de toechouwer met mensen die inzicht lijken te hebben in kosmos en ruimte, maar tevens met “spacemen” die als gevallen engelen uit de hemel tuimelen, met astronauten die machinemensen worden, met Icarussen die in de afgrond storten, met robotten die op de mens lijken, en met allerlei tussenfiguren: de mens uitgebeeld in spieren, zenuwen, aders en hersenen die voor een deel machine zijn, motor, computer.
Foto's